De roem van Deventer kopiisten
Van 1 september tot 1 december 2023 onderzoekt conservator Suzan Folkerts als fellow van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde en de Bibliographical Society of America de middeleeuwse handschriftenproductie in Deventer. Hierover brengt zij verslag uit in een serie blogs. In deze eerste blog bericht zij over haar speurtocht in bibliotheekcollecties in Utrecht en Brussel.
Door Suzan Folkerts, conservator Athenaeumbibliotheek
Vanaf 1 september 2023 verricht ik als fellow van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde en de Bibliographical Society of America drie maanden onderzoek naar de middeleeuwse handschriftenproductie in Deventer. Gedurende die periode reis ik naar verschillende bibliotheken in binnen- en buitenland om handschriften te bestuderen. Het doel van mijn onderzoek is om een helderder beeld te krijgen van de vervaardiging en verspreiding van manuscripten in Deventer en Diepenveen en in het verlengde daarvan de omringende IJsselregio. Wie schreven en versierden manuscripten, wie kochten ze en hoe ziet de uitwisseling van boeken en teksten eruit? Kunnen we anonieme manuscripten toeschrijven aan een Deventer scriptorium? In deze eerste blog breng ik verslag uit van mijn bevindingen tijdens bezoeken aan Utrecht en Brussel.
Heer Florenshuis
In de Utrechtse Universiteitsbibliotheek en in de Koninklijke Bibliotheek van België in Brussel worden enkele handschriften bewaard die volgens een colofon in Deventer zijn geschreven, maar vervolgens op de een of andere manier op een andere plaats terechtkwamen. Soms wordt er een naam van een kopiist of schrijver (niet te verwarren met auteur) genoemd, soms is er alleen de vermelding ‘in Deventer’. Wat opvalt is dat de naam van het Heer Florenshuis vaak voorkomt. Dit huis van broeders van het gemene leven staat in de wetenschappelijke literatuur bekend om de schrijfactiviteiten die er werden ontplooid. Deze bekendheid was in de vijftiende eeuw niet minder. Ook was het Heer Florenshuis in de wijde omtrek beroemd vanwege de techniek van het versieren met rode inkt. In een onlangs geveild handschrift met recepten en instructies voor kopiisten en verluchters wordt niet voor niets een hoofdstukje gewijd aan ‘hoe men zeer goed rood aanbrengt zoals de broeders van het Heer Florenshuis in Deventer’.
Afbeelding afkomstig uit Arenberg Auctions lot 1208
Lambertus Rees
Een prachtig versierd handschrift in de UB van Utrecht (hs. 43) bevat een kopie van De civitate dei (Over de stad Gods) van Augustinus. Het boek is, zo staat op fol. 305r, in het jaar 1466 geschreven door Lambertus Rees, broeder van het Heer Florenshuis in Deventer. Dit boek komt uit de Mariakerk in Utrecht. Daar werd het bewaard tot 1811, waarna de boeken uit de Utrechtse kerken in het Domein-Archief werden ondergebracht. Vermoedelijk heeft Lambertus het in opdracht van het Kapittel van St. Maria geschreven. Een andere mogelijkheid is dat het Kapittel het via schenking verwierf. Aan het eind van de 16e eeuw verzocht het stadsbestuur alle kloosters en kerken om hun boeken in de stadsbibliotheek onder te brengen, maar het Kapittel van St. Maria weigerde. Gedurende de 17e en 18e eeuw hebben bezoekers van de kerk hun namen in diverse boeken geschreven, zo ook in dit boek. Ook sneden zij, zo vertelde de Utrechtse conservator Bart Jaski mij, mooie miniaturen en initialen uit de boeken als een soort toeristische souvenirs.
Lambertus Rees penwerk, UBU, hs. 43.
De initialen in Lambertus’ werk zijn van hoge kwaliteit. De letters zijn met rood en blauw gevuld en voorzien van rood, blauw en groep penwerk. Het staat niet vast dat Lambertus dit penwerk zelf aanbracht, maar kenmerkend voor het Heer Florenshuis is het wel. Vier andere handschriften in de UB Utrecht, eveneens uit het bezit van het Kapittel van St. Maria (hs. 738), bevatten identiek penwerk en zijn daarom vermoedelijk ook in Deventer vervaardigd. Deze vier vormen samen een set met de Speculum historiale van Vincent van Beauvais. De colofons in de vier delen vermelden alleen het jaar van vervaardiging: 1465 tot 1472. Een van de delen bevat bovendien nog een verluchte initiaal met de afbeelding van Vincent, omgeven door bladgoud (de overige verluchte initialen zijn uitgesneden). Zou deze illuminatie in Deventer zijn aangebracht of elders? Het vergt nog veel onderzoek om te kunnen vaststellen of en wat voor verluchte initialen werden geschilderd in het Heer Florenshuis.
Verluchting, UBU, hs 738.
Petrus van Maastricht
Ook in de KBR in Brussel vinden we handschriften die in het Heer Florenshuis zijn vervaardigd. De naam van broeder Petrus van Maastricht is aan maar liefst vier handschriften verbonden. Uit 1465, rond hetzelfde jaar dus als de bovengenoemde manuscripten, dateert een driedelig commentaar op de psalmen van Augustinus (hs. 136, 140 en 227), dat werd aangekocht door het regulierenklooster St.-Maartensdal in Leuven. Ook hier geldt dat het penwerk kenmerkend is voor het Heer Florenshuis, maar dat het allerminst zeker is dat ook de verluchting daar is aangebracht. Het Leuvense klooster kocht van dezelfde kopiist Petrus van Maastricht ook een handschrift uit 1466 met werk van Johannes Chrysostomus (hs. 453-454). Vermeldenswaard is verder een prekenhandschrift dat St.-Maartensdal in 1434 van het Heer Florenshuis had gekregen en dat voor de refterlezingen diende (hs. 591-592). De aanleiding voor de schenking was de omvorming van het Leuvense huis, met hulp vanDeventer broeders, tot een huis van broeders van het gemene leven. Even later, in 1447, werd het Leuvense huis een regulierenklooster en nog weer later trad het toe tot het Kapittel van Windesheim. We zien hier in detail hoe via de Moderne Devotiebeweging zich kennis en geschriften verspreidden. De banden met Leuven waren nauw en de reputatie van de Deventer schrijfmeesters was groot.
Petrus van Maastricht, KBR, hs. 140.
Deventer kopiisten
In Utrecht heb ik ook handschriften gezien van kopiisten die in Deventer werkten, maar niet aan het Heer Florenshuis waren verbonden. Het eerste handschrift (hs. 213), afkomstig uit het bezit van de regulieren van St. Maria en Apostelen in Utrecht, dateert uit 1393 en is volgens het colofon in Deventer geschreven. Dat roept allerlei vragen op: was de kopiist een student van de Latijnse school die geld verdiende met het afschrijven van boeken? Was hij een geestelijke of een professioneel kopiist? Was ze wellicht een vrouw? Eerder onderzoek biedt een sleutel: volgens o.a. Anton Weiler is dezelfde hand te zien in een handschrift in Berlijn (SBB-PK, theol. lat. qu. 75), eveneens gedateerd 1393. Dit handschrift was blijkens een inscriptie eerst in het bezit van de bibliotheek van het Heer Florenshuis in Deventer en daarna van het St.-Gregoriushuis van broeders van het gemene leven in Emmerich. Hiermee weten we nog niet wie de kopiist was, maar wel dat hij mogelijk toch aan het Heer Florenshuis was verbonden en dat handschriften uit Deventer zich al vroeg verspreidden.Tot slot noem ik hier een manuscript in de UB Utrecht dat voor een groot deel is afgeschreven door Zegerus Goethals in Deventer in 1425 (hs. 143). Dit handschrift werd blijkens een aantekening door Theodericus de Linden, kanunnik van het Kapittel van St. Paulus in Luik, al voor zijn dood in 1458 geschonken aan het kruisbroedersklooster van Maastricht. Het boek vermeldt niet hoe het in het bezit van Theodericus was gekomen, wellicht had hij het gekocht. Was Zegerus een student, een broeder, of was hij vanuit een andere hoedanigheid werkzaam als kopiist? Vanwege de tekeningen rondom de initialen en een bladvullende tekening van een Passietafereel is het een opmerkelijk boek. De kwaliteit is nogal wisselend: op het eerste gezicht doen het penwerk en de tekenstijl slordig en naïef aan. Kijken we iets beter naar de initialen, dan moet de tekenaar toch een talent voor het tekenen van draken hebben gehad!
Draak getekend door Zegerus Goethals, UBU, hs. 143.