Van Latijnse school naar Windesheimse klooster
Thomas (ca. 1380-1471) werd geboren in het Duitse Kempen, niet ver van Venlo, als zoon van Jan en Gertrude Hemerken. Hemerken betekent letterlijk ‘hamertje’ en verwijst daarmee naar het beroep van zijn vader die smid was. In 1392 vertrekt Thomas naar de Latijnse school in Deventer. Daar kwam hij onder de hoede van Florens Radewijns (ca. 1350-1400), volgeling van Geert Grote. Thomas werd opgenomen in het arme fraterhuis, een van de woongemeenschappen van de broeders van het gemene leven in Deventer.
Agnietenberg
Na afronding van zijn opleiding aan de Deventer Latijnse school, vestigde Thomas zich in het Windesheimse klooster op de Sint-Agnietenberg bij Zwolle.
Zijn oudere broer Johannes Hemerken was hier in 1398 aangesteld als prior. In 1406 kreeg Thomas toestemming voor het afleggen van de kloostergeloften, en omstreeks 1413 - op relatief late leeftijd - liet hij zich tot priester wijden. In 1425 werd Thomas benoemd tot subprior. Een van zijn taken als subprior was het begeleiden en onderwijzen van nieuwelingen in het klooster, oftewel ‘novicen’. De rol als novicemeester was hem op het lijf geschreven. In die tijd schreef hij diverse geestelijke traktaten, vol met vaderlijke raadgevingen en waarschuwingen voor zijn jonge pupillen.